Een koffietuin in Thư Ðức district, waar we tijdelijk wonen en werken.
Een kleine wijk, een nederzetting bijna, in de bocht van de Saigonrivier die als een brede ader, kronkelend haar weg baant door de immense stad.
Hier verblijven we bijna elke ochtend een uurtje onder het gebladerte. Met een fan op ons gericht, is het er dikwijls goed toeven.
Dan reflecteren we wat over de gang die we deze maanden gaan.
Als ik dit schrijf weet ik ons over 10 dagen terug aan de oever van de IJssel waar het niet elke dag 36º is.
In deze tuin ontstond op een gegeven moment het besef: Het is een project waar we mee bezig zijn.
Je moet er wel in duiken, wil je daadwerkelijk doormaken wat je erin bezighoudt; maar het is eindig en betrekkelijk.
Het is niet zomaar iets wat we doen, maar we kunnen er de intensiteit wel van bijstellen en wat afstand nemen. Zo geven we onszelf de ruimte.
Natuurlijk beseffen we dat allang maar dit weten moest kennelijk in zweten bereikt:
een onvermoede huiverhuid, de vrije keus om eraan toe te geven en tot diep in je cellen door te laten dringen.
Nu reageren onze poriën niet alleen meer op de warmte hier.
Nou kan je denken: Weer wat wijzer.
Maar ’t is helemaal niet gezegd dat we hier definitief achter zijn. Het is ons eerder gebeurd en zal ons nog wel eens overkomen:
Eerst stap je ergens vrijwillig in en vervolgens trap je erin.
De wet van een spel instappen en spelen: Eerst geloof je erin en vervolgens moet je eraan geloven. Met je volle verstand erbij nog wel.
Het lijkt op een herhaling van zetten die ons soms verder van huis lijkt te brengen en tegelijk dichter bij dat waar we op uit zijn.
Je kan ook denken: Wees toch wijzer. Waar is dit goed voor? Je doet het jezelf aan. Wat moet je ermee?
Een spel speel je niet alleen en een spel speelt zich af.
Daarbij: In Vietnam kan de speelwijze zomaar veranderen en het spelersaantal zomaar uitdijen of krimpen.
In ieder geval kom je met z’n allen in een dans terecht waarin je niet alleen doet maar je ook overkomt.
In dit geval een ritueel met een eigen karakter dat onverhoeds weerbarstig werd en naar een nieuw evenwicht zocht.
Een sprakeloos kantelend moment dat om geschikte reacties vraagt.
De een gaat dan wikken en wegen, een ander wiegt zichzelf, balanceert of banjert zich een weg door alles heen.
Een volgende houdt vol wat ‘ie altijd doet, weer anderen wachten af, zijn er niet mee bezig of doen net alsof.
Maar daaronder lijkt iedereen verlegen met de situatie: een spel dat op het spel staat. En dat laatste verbindt ons, nog steeds.
Voor ons een moment van ‘overal en nergens’ in een ‘spanning om te snijden’.
Een bodem trekt open en haalt ons uit ons eigen doen. Een grens valt weg, betrekt ons bij een spel dat we niet kennen en voert ons erin mee.
Of we nou willen of niet.
We houden vertrouwen in wat er gebeurt: je komt altijd ergens terecht, hoe dan ook.
Beiden vinden we onze eigen draai erin. Als pirouettes krassen ze nog onverkende lagen bloot.. trekken voren in akkers die een eigen vermogen beginnen te beseffen, adem vinden en een vanzelfsprekend leven leiden. Nieuw en aanwezig weten we er samen wel van te oogsten.
Maar hoe dit uitpakt in de omgang met onze medespelers is stap twee. Immers, iedereen verandert mee en haalt er oogst uit, ook tegendraads.
We ontwikkelen deze periode slechts twee beelden en eigenlijk alleen met elkaar.
Wonderlijk is dat we het ene beeld meteen uit twee delen laten bestaan met een saloondeurtjes-scharnier tussen beide.
Het eerste gedeelte tekent zich traag onder onze handen af.
Met de mogelijkheden van het materiaal en de plek waar we werken, neemt het zijn eigen vorm aan. Soms krijgen we wat materiaal-technische adviezen en helpt iemand wat mee met plakken. Maar van samenwerking is nagenoeg geen sprake. Wel van uitwisseling over hoe we ervaren worden, maar ook weer niet expliciet. De ogen spreken boekdelen maar van de interactie begrijpen we niets.
Dus brengen we onze vragen daarover ter sprake. Dat geeft meestal even wat lucht en zorgt voor tijdelijke oplossingen.
Een vriendin hier zegt het wel goed: Vietnamezen zijn heel transparant maar wie er aan de touwtjes trekt, daar kom je nooit achter. Ik voeg eraan toe: Het zijn eerder verbanden eronder die dat doen. En die herken ik niet. En zo ervaar ik alles om me heen als spiegel van eigen onvermogen en blijft het even stil. Wat ik vervolgens niet hebben kan: Dat kan toch niet waar zijn. Waar blijven we dan?
Soms kan de vertwijfeling flink toeslaan. Dan denken we: Wat doen we hier? Wat drijft onszelf toch bij onze eigen vanzelfsprekendheid vandaan?
En Vietnamezen zijn zo trots op hun boerenafkomst en terecht.
Wat verdrijft hen toch uit de overvloed van hun eigen natuur naar een stad van smog, lawaai en eigenbelang. In de besluitvormende armen van een ander.
Waar is dit in hemelsnaam goed voor? Wie heeft hier baat bij? Is het een evolutie die ons uitdaagt de vervreemding in? Een bewustzijnssprong?
Een poging om chaos te voorkomen, komt voort uit de reële angst voor verlies van grip door iets niet te begrijpen.
Beteugeling wordt dan een bijna legitieme daad om ’t leven erin niet te bedreigen. Wat zomaar kan leiden tot machtsuitoefening en controle om de bestaande harmonie te behouden. Wat weer verstikking in de hand werkt en op spanning staat met de kracht die uitgaat van verschillen. Van binnenuit en buitenaf.
Dat nerveuze verband tussen inspanning en groei, tussen ontspanning en ontwikkeling.
Samenwerking werkt immers een spel van uitwisseling en wisselwerking in de hand.
De dynamiek in die interactie legt mechanismen bloot die in elk menselijk contact plaatsvinden, maar in iedere samenleving andere omgangsvormen aannemen.
Een dynamiek die we al werkend samen zoeken te hanteren naar een leven als kunstwerk in quality time.
Hoe krijgen we zo’n kruisbestuiving in gelijkwaardigheid voor elkaar?
We praten veel met Han en Tu en vaak via Han die Engels kan. Maar met Tu alleen communiceer ik ook in gebaren en dmv een vertaalmachine. Die filteren het mistig onbewuste karakter van het contact tussen beide werelden niet uit. Juist die onmacht vormt een poëtisch rizoom dat ons samen vertrouwd maakt met wat beiden bezighoudt. Zo ook nu.
Tu wijst naar zijn hart: Nhập nói đừng cần tìm – vul uw (bericht) hart – Liên mình huen thoải – competitie van legenden in buurt. Dan: daux xếp hàng – relatiebemiddeling – giá nhập hàng cho – om toe te treden.
Hij gromt en maakt zich klein. Direct erna maakt hij zich klein en gromt.
We stompspelen wat met onze knokkels.
Dan wijst hij weer op zichzelf.
Còn thuở rau đang mộc sau hệ: Zoon nadat hij was het kweken van groenten / Groenten zijn ook rustieke jeugd na het tot wasdom komen.
Hij toont een plaatje van een man met een baard: bác sơn – achtergrond zoon/ oom: verf – nhac si bac: achtergrond is muziek / musicus (speelman) oom – sơn và những sáng tác để đời: verf en composities leven / schilderen en schrijven naar samenhang.
Dan vindt hij een tekst: mijn hemel sterren staan voor altijd in de deuropening te kijken - trời có đơn qua ở của thời giãn trời xanh ôi sao đừng mai bên khung của: enkele doorgang in de lucht met de blauwe hemel – oh waarom niet strekken het frame van morgen.
Ik tik in: Kom dichter (muzenzoon vertaalt google), dichter bij - con trai bát nàng thơ gần gũi hơn – en strek mijn armen uit. Hij ook.
Het is goed toeven bij elkaar.
Wat een inspanning om als natuurlijk organisme jezelf te organiseren binnen de dynamiek van het leven om je heen.
Hoe ontwikkel je op een natuurlijke manier een bewust nieuwe insteek in zo’n wankel moment als deze?
Hoe ervaar je dat je op het goeie spoor zit en er een eigen hand in krijgt.
Groei die geleid wordt door een drang van onderop staat haaks op de ontwikkeling via de invloed van buitenaf.
Maar dat wil toch niet meteen zeggen dat beide krachten tegenstrijdig zijn?
Bij een Kokospalm in de koffietuin ontdekken we hoe mooi die samenhang te zien valt. Het is een plant, geen boom. Hij kent geen takken. De stam die het blad voedt lijkt tegelijkertijd uit zijn eigen gebladerte voort te komen. De nerf van het onderste blad strekt, rekt en trekt zich bij haar aanhechting als een vleugel over de volgende bladscheuten heen. De jonge loten groeien als het ware onder die vlerk vandaan. Binnen die vlerken richt de palm zich op en strekt zich uit tot een waaier van bladveren in de top, waaronder de noten groeien.
De trossen die ze uiteindelijk torst vormen een oogst van dorstlessers waar je tot je knieën in kan staan.
Op een gegeven moment krijgt de plant het signaal, dat het blad klaar is en niet meer voor haar ontwikkeling mee hoeft te doen.
De plant laat dan tussen de aanhechting van vlerk en stam een laagje kurk aanleggen. Daarmee stopt de toevoer en afvoer.
Het bladstelsel droogt uit, krimpt en sterft. Door die krimp groeit de plant ervan af, wat zorgt dat ‘ie niet meer hoeft vast te houden. Het hele blad scheurt af.
Als je dat afgestorven geheel bekijkt, heeft de nervenbundel dus twee bladen gevormd die haaks op elkaar staan. En soms ruggelings naar elkaar toetrekken.
Bij de plant zelf komen nu de volgende loten bloot te liggen, de onderste loot heeft al een nieuwe vlerk gevormd en de energie van de plant kan gericht worden op de scheuten die hogerop ontstaan.
Als je op de stam dat proces van afscheid nader bestudeert, biedt dat een dramatisch beeld. Het lijken wel carvings of stiksels.
Bij dit beeld voelt Bert ineens de zin van waar we ’t samen over hebben: Die plant laat ’t gewoon zien maar het verbeelden ervan gebeurt in je hoofd.
Ik voel het verschil tussen begrijpen en binnen laten komen. Ik heb het altijd wel begrepen maar nu verbindt ik ’t fysiek. Er gebeurt iets. Ik ontdek ’t zelf van binnenuit en voel ’t in m’n cellen.
Ik proef goed wat een woord inhoudt waarom taal taal is en hoe je dat mooi kan inzetten. Maar hier gebeurt iets waar ik blij van wordt.
Dat universele wat ik steeds probeer aan te raken is niet jezelf begrijpen maar jezelf verstaan naar weerskanten, het universum in jezelf waar jijzelf bij bent en omheen zit. Die ervaring is nieuw, het lijkt wel of er iets losscheurt waarbij ik tegelijkertijd het verband voel met m’n ontwikkelingsgang wat jij altijd benoemt als onderscheiden. Dat het zo op me werkt. Dat een inzicht gelijkertijd een afscheid en een bevrijding inhoudt dat het onderscheid tussen beiden wegvalt zoiets …een heel paradoxale beweging eigenlijk dat je vanuit een grotere hoogte uit een dieper vaatje zit te tappen.
Ineens weten we het: Het ene deel van het beeld werd een enorme golf van kartonnen stroken.
Het andere deel maken we van de vlerken van de gevallen palmbladen.
Wat een weelde van een golf kan dat worden. Ik zie de beide delen al scharnieren met elkaar.
Ineens zijn we bezig met een cadeau voor de mensen met wie we deze periode een spannende relatie hebben opgebouwd.
Het enige beeld dat af is.



