
praatje tijdens opening van de tentoonstelling KLEM n.a.v. installatie ‘proteçt’
Je kunt ’t je waarschijnlijk niet voorstellen .. toch is het zo. Ik twijfel met alle plezier en mag graag blijven onderzoeken, maar sommige dingen weet ik zeker. Bijvoorbeeld: dat ik de oudste gebruiker van dit pand ben. En niet alleen vanwege mijn leeftijd …
wie kent ’t niet? Zo’n 60 jaar geleden, op een augustuszomerdag stapt een bedeesd ventje aan de hand van zijn moeder voor ’t eerst dit gebouw binnen.
In de hal staat de bovenmeester. ‘Geef die meneer eens netjes een hand’ .. handje los .. Als ik me focus, kan ik die oversteek nog voelen .. handje los ..
een woordeloos wezen zweeft het hoeklokaal binnen ..weer een handje .. Nu van een stralende juf tussen heel veel grut zoals ik. In een spiksplinternieuw gebouw: de Gereformeerde Lagere School Zuid.
Een bijna tijdloos moment. Herkent u ’t?
Zes jaar ging ik hier van hand tot hand en verkende er alle hoeken. Noem het gerust indrinken: ik heb me ingedronken hier.
De school als broedplek waar een kind zich inleeft, ingelijfd raakt in een samenleving, gemeenschap heette dat toen nog .. een kind voelt haarfijn aan waar het om draait in zo’n cultuur. Waar het soepel loopt en waar het wringt. Wisten de opvoeders dat ook?
Kiekjes van mij uit die tijd tonen een vriendelijk ventje met tot vuistjes gebalde knuistjes. Ze verraden een wijsneuzerige blik.
Een blik die vreemd staat te kijken van de wereld om hem heen. Drift in de handjes als onbenut vermogen.
Wat kreeg men daar niet voor elkaar?
aankomen in een vertrek. Nu gebruik ik die eerste klas leerruimte met mijn partner Bert van der Sluijs als kunstenaarsduo work#art. In het plafond hangen nog werkstukjes van de laatste lichting kinderen. Een soort eerbetoon. Waar destijds de bovenmeester stond, staat nu een lastafel. Ik brand er poëzie in plaatstaal. Boor gaten in boeken. Zo vaak laat ik m’n handjes er trouwens niet wapperen. Ik heb nog steeds een ambivalente relatie met dit gebouw.
Het is meer Bert zijn plek. En die van Timon en Susanne die ik al jaren ken, vanaf de Berk-tijd al. U kent hen vast ook: Timon van ’t nieuwe station dat hij met Cem heeft verluchtigd, Susanne van allerlei groepstentoonstellingen hier in de stad, maar ook in het buitenland. Aline, Rob en Jasper zijn hier ingestroomd.
Dit gebouw als broedplek, waar we ons werk een gedaante krijgt. Een in te lijven leven leiden kan.
In een omgeving waar het werk z’n werking krijgt, in wat voor hoedanigheid ook.
Wat ligt er achter ons? De Kokpanden uitgeverij, Snoepjesfabriek, Hoekhuis naast de glasfabriek, Flat in de Hanzewijk, voormalige Berk 2 locaties, voormalige Van Heutz, Tuinman Tapijthal Rondweg VW garage. Gemiddeld om de 4 jaar zijn we van pand tot pand gegaan en hebben de stad rondgezworven, ingedronken en nu zijn we hier aan de Ebbingestraat terechtgekomen. Terecht?
Wanneer ben je ergens terecht? Pas als er wisselwerking met de omgeving plaats vindt. Als er een werking tot stand komt die uit je werk voortkomt.
Als het werk een plek krijgt. Dan komt terecht waarvoor je bent waar je bent. In Kampen dus.
vreemd eigenlijk Je zou kunnen denken: ‘die is dus geen stap verder gekomen’. Als je ‘t tegen mij hebt: ‘Klopt!’ Hemelsbreed woon ik op nog geen halve kilometer afstand van mijn geboortehuis. Maar het valt wel wat mee hoor. We zijn met ons werk ook vaak buiten de stad, in ’t buitenland en de laatste tijd veel in Vietnam. Maar wat ook klopt is dat ik een ambivalente relatie met deze stad heb. Want we blijven in Kampen actief. Net als iedereen hier. Neem Jasper Tuinman. Zijn werk was tot vorige week in Galerie 3 te zien. Geweest daar? Hij moest ’t wel zelf in ’t Kamper krantje zetten. En dan komen z’n schoonouders en vrienden heus wel langs. Of kijk naar Rob Roos. Die vond ik laatst zomaar met een winnende foto in de NRC. Niet dat Kampen er veel aandacht aan besteedt. Net zoals aan de STAKK. Men merkt t op als je 15 jaar bestaat of 25, dan komt ’t werk even in de picture. Of als de werkplek door omstandigheden gevaar loopt. Je moet er dan wel zelf ruchtbaarheid aan geven. Maar zie, dan komt de wethouder echt wel kijken .. en je vrienden en schoonouders. Het KAN dus wel. Maar iets vruchtbaarder kan ook. Hoe krijgen we zo’n ontwikkeling op gang?
fremdkörper De stad heeft ook een ambivalente verhouding met vreemd. Ooit gold: wat van ver komt is lekker. En: wat van dichtbij komt, valt niet op.
Nu komt iets al heel snel té dichtbij .. pfjoeh! Is het angst voor ’t vreemde? Bescherming van het eigene? Begrippen als eigen en vreemd, aangenaam en onaangenaam liggen steeds dichter bij elkaar. Het is kunstenaars eigen om op zulke snijvlakken in te gaan, om ze uit te diepen, erin verder te zoeken.
Om er werk van te maken en mee naar buiten te treden. Kunst impliceert alle aspecten van het leven. Ook wat nauwelijks te rijmen of te lijmen valt.
Poëzie brengt het ongerijmde bijeen. Kunst brengt makers en kijkers bijeen. Om het fijne ervan het mooie het absurde erin mee te maken.
Kunnen we samen een stap verder komen? Uitgaan van de gemeenschap die we met elkaar hebben. Nou ja in elkaars gezelschap verkeren kan ook :-)
eigenlijk vreemd ‘Waar kijk ik naar?’ vroeg de burgemeester me een paar jaar terug en keek me onderzoekend aan. ‘Fijn belangstelling’, dacht ik en wees naar het werk. ‘Wat laat u me hier zien?’ Hij had liever uitleg kennelijk. Het werd dus een gesprek over kunst. Het werk zelf – de werking ervan – en de kijkervaring zelf – de reflectie erop, kwamen niet ter sprake. De eigen blik moet kennelijk meteen begrijpelijk zijn.
Onbegrijpelijk eigenlijk. Opmerkelijk op z’n minst. Hoe krijgen we de ruimte in het contact? Hoe wordt wat er speelt gezamenlijk en daadwerkelijk?
Hoe krijgen we het werkbaar of nog liever, speelbaar?
gesneden beeld 50 jaar terug nu .. zwierf ik ook in de locatie rond, waar we ons nu bevinden. Wijkgebouw heette ’t toen. Hier twee trappen op en dan rechts, werd me als catechisant (kent u dat woord nog?) het 2e gebod uitgelegd. (Kent u dàt nog?) Van het gesneden beeld:
je mag je geen voorstelling maken noch enige gelijkenis van wat boven in de hemel, op aarde of in het water onder de aarde is. En er niet voor knielen.
En nog ’s wat: niet aan dit vergank’lijk leven kleven. Zonder begeerte leven. Je geen voorstelling maken, verwachtingen koesteren .. Hoe bestaat ’t?
onder ogen komen. Beelden onderzoeken als beelden die je hebt van wat je ziet .. zijn, zien, inzien en bewustzijn liggen dicht bij elkaar. Een beeldenstorm hier 400 jaar terug, woedde nog geen jaar geleden zo’n 4000 km verderop. Beelden van een ver verleden tot aan het begin van de menselijke cultuur. Aan de andere kant van ons continent, in Azië, staat kunst nog in hoog aanzien. Men buigt daar lichtjes voor een beeld en verdiept zich erin. Mensen beschouwen de beelden die ze voor zich zien, als een weerspiegeling van wat ze zelf beogen. En van wat ze er zelf van maken. Een liefdevolle reflectieve benadering.
Maar ook daar in Vietnam zag ik de vernielde beelden en tempels.
Ik herinner me nog als de dag van gister het krakerig bericht door een transistorradio dat Mỹ Sơn was platgebombardeerd. Het kan overal!
Kunst en de reacties erop, doen zich altijd weer in nieuwe gedaantes voor.
Kunst tekent zich af als graadmeter van wat gaande is. Ze heeft altijd een voortrekkersrol in de culturele ontwikkeling vervuld.
reünie Als leerling van het voormalig Johannes Calvijn-lyceum, kwam ik ook in het lokaal waar we staan nu. Tijdens de muzieklessen, leerde ik me juist wel een eigen voorstelling te maken. Klanken van buiten kwamen niet binnen via de ramen maar via ’t vinyl.
Wat nou .. gesneden beeld .. krrggrak Meneer Lok plaatst de naald in de groef en uit enorme boksen, klinkt voor ’t eerst Smetana’s: de Moldau in mijn oren. Programma-muziek: “Zie je de rivier voor je? Hoor je ‘m stromen?” Ikke wel .. en iedereen heeft rode oren. “Luister goed, want volgende week vergelijken we ’t met Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band“. (Waarachtig, die man had de LP al, voordat ‘ie in Nederland uitkwam!) Daarna beluisteren we de Schöne Blaue Donau, ook een rivier. ‘Minderrr’.
Alles heeft zijn keerzij .. maar aarzelend komt de verbeelding wat aan de macht. Tot het eruit knalt in ’76.
Elk proces van ontwikkeling en verdieping gaat trapsgewijs. Kunst komt voort uit een wonderlijk menselijk samenspel en wordt er door gedragen.
In Kampen bloeit de amateurkunst.
Experimentele kunst komt hier maar moeilijk van de grond en kan er moeilijk aarden. Maar komen die beide processen bijeen, dan gaat het met sprongen.
Een dans omgeven door wonderlijke geboden. Kan een stad vitaal blijven zonder? Laten we dit charmante stadje aan de IJssel maar blijven voor wat het is?
opmerkelijk Een van onze ateliers was een paar jaar daarvoor nog het lokaal waar ik lesgaf. Kampen bruiste toen van de studenten. Het was de tijd van Blauw Haar. In de rechtervleugel van de huidige Stadskazerne, bogen we ons over de samenhang van kunst, cultuur en samenleving. Ik kon ik me niet voorstellen dat het stadje zich weer zo in haar schulp terug zou trekken.
onbetaalbaar betaalbaar houden Dingen staan met elkaar in verband, hebben een context. Zelfs een autonoom kunstwerk staat niet op zichzelf. Kunst is een relationeel gegeven en wrijving geeft glans, zeggen ze wel eens. Toen het lokaal ons atelier werd, was de CV afgekoppeld. Een kille ruimte, waar we ons handen warm wreven. Ergens was nog water te tappen, we hadden een cooker en werkten met de jas aan.
Tot we ons warm wisten te stoken met een enorme zelfgebouwde houtkachel.
Kunst is onbetaalbaar maar niet kosteloos. Wie investeert waarin? Hoe? Gaat dat eenzijdig? Hoe faciliteer je elkaars bereidheid en vermogen om iets vitaals te laten ontstaan? Hoe gebruik je elkaars inzet van weerskant. Wat spreek je aan om in te zetten naar verder? Waar is je aandacht samen op gericht?
Onze verdienste moesten we buiten Kampen zoeken.
“Cultuur is alles wat onze samenleving samenhang geeft, kunst is de reflectie daarop. Kunst en cultuur gaan over vernieuwing en continuïteit, en zijn in een samenleving die worstelt met zijn identiteit actueler dan ooit. Iedereen beseft dat een leefbare samenleving samenhang nodig heeft.” Kunst zoekt geen aansluiting zoals communicatie dat doet. Het vraagt om een te delen verhaal. Kunst zoekt reflectie, de hoogste vorm van een in vrijheid geleid leven. Het gave van experimentele kunst is fundamenteel onderzoek dat gepaard gaat met zelfonderzoek. Kunst zoekt geen ja en amen zoals de dominee en zijn kerkgemeenschap. Ze zoekt geen bevestiging maar overstijging van het gevestigde en het verdeelde in een samenleving. Kunst zoekt. Drinkt zich in.
Laat kunstenaars zoeken, zoals je de natuur z’n gang laat gaan. Dieren kiezen vanuit overleven, kunstenaars vanuit kwaliteit.
Cultuur komt uit onze natuur voort. Wat kiest de stad?
“Vroeger is niet dood, het leeft en het schopt”, schreef Joyce Roodnat onlangs. Ik voeg eraan toe: “Het leven erin, staat te trappelen om actueel te worden.”
Laten we een spel beginnen. Een subtiel onderzoekend spel om daar samen vorm aan geven. Rond een lege tafel als het kan.
En als er kunst tussen ons in staat, laten we dan focussen en reflecteren via het werk. De ontvangst in onszelf opmerken. En met elkaar meemaken hoe die werking plaatsvindt.
In onszelf en in de stad.
