
Boenwas, behangplak en verf, daar rook thuis de lente naar. En met de tuindeuren open, naar sering en afrikaantjes vermengd met muziek van mussen, spreeuwen, mezen en merels. Twee dagen per jaar op koninginnedag en bevrijdingsdag drong ook het het naderende geluid van fanfare naar binnen. Eenmaal in de straat dan trilde het glas in lood in de schuifdeuren. Maar zelf waren we dan ook niet meer te houden. De vlag ging uit en was het hossen achter de muziek aan. Alles los.Tintelend werden we klaargestoomd voor wat er zou gaan komen dat jaar.
’s Zomers rook het binnen naar niks en was het buiten snuiven geblazen. Dan verkende je de onbekende geuren van waar je maar was.
“Ruik Douwe”, snoof mijn vader dan uitgelaten begerig. En als ik daar dan net even iets minder voor in de mood was – en hij kreeg ’t door – verzuchtte hij nog luidruchtiger: ‘nu .. nu .. ruik dan: puur natuur”. Vervolgens zette z’n levenslust ’t dan zo op een jubelen, dat ik er zelf wel bij weg wilde kruipen …Boenwas, het gaf glans aan de meubels, maar drong ook door tot in je schuchter bewustzijn. Onderin de kast bij de tuindeuren was plek voor het kinderspeelgoed. De onderste twee planken van de kast waren ingeruimd voor de kleinsten. Ingeruimd? Een grote rotzooi was het daar en niemand die zich daar aan stoorde. Op ooghoogte was het voor de al wat ouderen. Het was net zo gewoon als de krakende parketvloer, die je alleen maar opmerkte als er bezoek was en .. als de boenwas langszij kwam. “Uitruimen, alles de kast uit’’, even de veger over de bodem, de plankjes opwippen ..
Nu leunt de tegenkant van het vloertje tegen de kastwand. Mijn aandacht wordt via het luik naar beneden gezogen. Daaronder is het vrij ondiep, je kan er net kruipen, maar ‘t kraakt er niet. Doodstil zand ligt er, roerloos en rul. Ineens hang ik boven een peilloze stilte aan tijd. En kijk in een gat waar de ruimte van wegebt in het duister. Een stoffige geur trekt eruit op. Er ligt een klompje met een stompje kaars erin en een luciferdoosje. En een slap leren bijbeltje. In het zand ontwaar ik de afdrukken van knieën of schoenen. Nog van toen? Nee die zijn van een andere keer. Al mijn broertjes en zusjes lijken er wel gekropen te hebben. Maar die onderduikspulletjes liggen nog onbewogen op hun plek. Net als het gaatje in een steen van de voorgevel. Waar ook alsmaar kinderhandjes in voelen om nog iets van toen af te tasten. ‘Nee, nee ik voel geen behoefte om erin. .. eronder ..’ “Nee?”
“Poppetje gezien, kastje gaat dicht. Eerst het speelgoed opruimen en alles er netjes weer bovenop”. Morgen zal het er weer een natuurlijke bende zijn. Net zoals het er toen uit gezien zal hebben. Niks te vermoeden daar.
“En nou maar buiten spelen”. Vanachter dweilt een natte boenwas-vloer me de tuindeur uit .. “ziezo die krijgt een dag om in te trekken. Morgen uitwrijven ..”
Boven de kastvloer zou het een onbekommerde vrijheid blijven .. me van niets nog bewust ..
Op een gegeven moment worden dit soort gebeurtenissen je zo eigen, dat je de herkomst van het gevoel eronder of het besef dat je erin ontwikkelde niet meer weet. Dat kan ook gebeuren bij iets dat je leest. Wat een schrijver voor jou op een rijtje heeft gezet, beïnvloedt een ervaringslaag van waaruit jij je verder ontwikkelt. Zo wordt het je eigen gedachtengoed; een 2e natuur. Je vertegenwoordigt die in je persoonlijke stijl. Zelfs zo dat jij credits krijgt voor een bijdrage die je aan die schrijver van ooit te danken hebt ..
Erich Fromm is zo iemand. Een Duits-Amerikaanse (sociaal) psycholoog en filosoof (1900–1980). Bekend van zijn boeken als Angst voor de vrijheid en Liefhebben, een kunst, een kunde. Dat laatste werkje vond ik weer terug in m’n boekenkast. Met een orthodox-joodse opvoeding van huis uit, hing hij later een humanistische levensbeschouwing aan. Met de opkomst van het nationaalsocialisme emigreerde hij in 1934 naar de VS. In die tijd studeerde mijn vader in Freiburg bij Martin Heidegger, maar dat terzijde. Toen ik thuis woonde, was ik nauwelijks met dit soort zaken bezig. Op de kunstacademie des temeer. Daar lazen we Fromm.
.

…
Soms blijkt ’t super belangrijk om zo’n boek nog eens terug te lezen. Dat overkomt me als ik iemand ontmoet die ik dan op zo’n laag van ooit ergens mee zie strijden. Voor jezelf heb je ’t inmiddels al wel helder, maar wil dat besef in alle oprechtheid behulpzaam worden voor die ander, kom je nèt iets aan ervaring tekort.
En dan merk je ineens de urgentie van zo’n tekst weer. En wel voor je allebei! En dit keer gaat het ook nog eens om veel mensen!
We zijn met een groep kunstenaars bij elkaar. Het gesprek komt bijna vanuit het niks op gang. Wat zich erin ontwikkelt, komt kennelijk uit gevoelde noodzaak voort. Gaandeweg lijkt het te stuiten op iets waar we tot nu onwillekeurig samen op uit waren. Nu komt het bewust bij elkaar want ineens komen de tongen los. Om iets te overbruggen? Willen we ergens doorheen?
Nog geen idee, maar iedereen raakt wel zeer betrokken en uitgedaagd. En er komt van alles bovendrijven. Onvrede: “Wat denken ze wel; ons opzadelen met afdankpanden”. “Wie is er nou in mijn werk geïnteresseerd”. Onrust: “Oh jee, samenwerken in zo’n korte tijd? En als er iets stoms uitkomt?” “Stel je niet te veel voor van mijn werk hoor. Ik schilder alleen in het weekend”. In alle opwinding ontwikkelen zich botsende, aanvullende, relativerende geluiden. Allemaal eigen waarheden nog, werkelijkheden met daaronder een gevoel van eigen onvermogen en .. onbeduidendheid. Hier komen we echt niet meteen uit …
Wat krijgen we erin met elkaar voor elkaar? Onwillekeurig trek ik onze presentatiemap naar me toe en sla ’m open bij een tekstje met toelichting van Fromm uit zijn boek The sane society en lees: ‘De taak die we onszelf moeten stellen is niet om ons veilig te voelen, maar om onzekerheid te kunnen verdragen’. Het staat er wat dwingend en ik aarzel of ik de quote zal voorlezen.
Toch deel ik ‘m later mee in de appgroep. Zo’n jubelende berichtensliert, waar zich bij mij altijd het gevoel opdringt dat problemen, zorgen of twijfels niet mogen bestaan. En als ze toch ter sprake komen, vraagt dat per kerende post om bemoediging, geruststelling of: aandikking. Als ik iemand -in wat voor appgroep ook- bedank, krijg ik onmiddellijk: “geen probleem” met uitroeptekens terug. Omhoog gestoken duimpjes, smileys en bol ogende harten, zijn er niet van de lucht! Ze vormen kalmerende middelen, terwijl zo’n appsliert van zichzelf voor een hoop onrust zorgt. In een appgroep heerst er zo’n verlangen naar conformiteit dat ik me plaatsvervangend onzeker ga voelen. Veiligheid lijkt er wel een obsessie. Geen risico’s nemen dus? In deze kunstenaars-sliert waag ik ‘t er toch maar op. En waarachtig: even slaat het aan. Een schot in de roos, men reageert oprecht.
Ook in vervolgcontacten komen er mensen op terug. Steeds zijn de reacties terug te voeren op dat gevoel van onbeduidendheid. Een opwinding die terugzakt in een onmachtig: ‘wat doe je eraan?’ Weer dat samenlevingsprobleem. Waar dat gevoel toe in staat is, het vermogen erin, de mogelijkheden ervan, zijn nog lang niet genoeg onderkend. Ook bij deze groep lijkt ‘t of de duvel speelt met dit soort aarzelingen. Wat doet het er toe, wat doe ik er toe, dat onbekommerde vloertje .. dan maar niet wat je toekomt .. op je afkomt ..
Onbeduidendheid .. In De angst voor de vrijheid, gepubliceerd in 1941, schrijft Fromm dat mensen proberen te vluchten voor juist dát gevoel. In het boek onderzoekt hij de redenen waarom mensen zich ondergeschikt maken aan dictaturen. Hij beschrijft hoe het onbeduidende gevoel gepaard gaat met ervaring van machteloosheid, eenzaamheid, onzekerheid en angst. Men zoekt dan veiligheid door zich òf terug te trekken òf in een groter verband op te gaan. Tenslotte komt hij erop uit dat het lukt om die eigen onbeduidendheid te verdringen door een autoriteit te steunen. Door je te identificeren met een leider, je te vereenzelvigen met een leidend principe of iets anders dat groter is dan jijzelf, krijg je het gevoel bij een groot en machtig geheel te horen. Onderdoen voor is onderdaan worden. Je afzetten tegen buitenstaanders, elimineren van de nog zwakkere binnen het eigen verband, erkenning levert een gevoel van geborgenheid.en bevordert het gemeenschapsgevoel.
Van Zijn en tijd naar het post-truth tijdperk een snelle stap voor een blog. De akker een tijdperk, een tijdperk de akker. Van locatiespecifieke installatie naar tijdelijk nest voor kunstenaars. Hoogtij 2O2O met Huize Maria als gelegenheid voor het mogelijke .. Dat komt neer op het natuurlijk ongewisse erin te accepteren, uitgaan van de verrukkelijke potentie erin, kunst op het spel zetten.
in stand houden of toe in staat zijn? Hoe meer ik me verdiep in een leven als kunstwerk hoe meer perspectieven en invalshoeken erbij betrek, hoe sterker ik uitkom bij: kunst vraagt om een broedplek die in contact is met de buitenwereld. Fromm: ‘Net zoals actieve en betrokken mensen verdriet en pijn niet kunnen vermijden, zo moet iemand die nadenkt onzekerheid kunnen verdragen zonder in paniek te raken’. Beoefening oefening baart kunst en kunst stijgt boven jezelf uit. Je kan er nota’s over schrijven, beleidstukken op ontwikkelen, het moet maar gewoon van de grond komen. Ik ben Fromm opnieuw dankbaar, zijn gedachtegoed is inmiddels weer net zo actueel als weleer.
De tijd kan zorgen baren. Het ‘handen wassen’ is gebleven. Maar ‘hand voor je mond als je hoest, is opgeschoven naar ‘niezen in je mouw’.
Daarmee heeft ‘hand voor je mond’ ruimte gekregen. Het gebaar is nu uitsluitend voorbehouden aan de uiting van ‘verbazing’. Wat een weldaad zo’n opgave: erkennen wat je de baas is en dan oefenen hoe je zulk meesterschap je toe-eigenen kunt. Ver’bazing’ een soort waterpas maken van autoriteit. Een twijfelend gebeuren waarin je aarzelend ermee op gelijke hoogte komt. De klus dat proces te geleiden vraagt tact en huiverend contact.
Maar wat nou: ‘alles van waarde is weerloos’? Het is kwetsbaar..
Het is de oefening die kunst baart .. Toch? En wrijving geeft glans!
…

VOETNOTEN
Over stuurloosheid, enthousiasme en appslierten gesproken: Direct na het posten van dit blog, drukt Bert me een fijn filosofisch vertoog van Coen Simons in handen. Het staat in de NRC van afgelopen weekend: ‘Enthousiasme bloeit in een stuurloze tijd.’ In het artikel refereert hij aan zijn leermeester Cornelis Verhoeven een geliefde vakbroeder van mijn vader maar ook een inspirator voor mij.
In dat artikel wordt ook verwezen naar een indrukwekkende column van Luuk van Middelaar geschreven op de drempel voor het grote verkiezingsjaar 2017. Hij analyseert daarin de term ‘post-truth’ en biedt een treffend handelingsperspectief waarin hij schetst wat de benaderingswijze van democratische politici hierbinnen zou kunnen zijn. Een scherp betoog in de NRC van 161229: ‘Politici van het midden, durf te oordelen’.
Nu ik toch aan het aanvullen ben: nog even een verwijzing naar een tentoonstelling van Johan Kuipers ieder weekend deze maand maart in Galerie Het Langhuis te Zwolle. Zie Mijn HorizonWat mij betreft een bezielende en inspirerende uitwerking voor de inhoud van dit blog.
